Begin Heemmuseum De Botermolen.

Het begon in 1963

Toen pater Staf Schoovaerts naar Brazilië vertrok, wilde men hem een financiële steun geven. Enkele bezielde en dynamische jonge mannen besloten om met Baafmiskermis te Keerbergen een tentoonstelling te organiseren met als thema ‘Rond Den Open Haard’. Menige zolders werden doorzocht en de mensen waren blij dat zij hun ‘rommel’ kwijt waren. Voorwerpen en werktuigen die onze voorouders gebruikten werden meegenomen en opgekuist. De tentoonstelling werd een geweldig succes. Al die zogezegde waardeloze voorwerpen waren pronkstukjes geworden.

Inkomgelden en verteer brachten een aardig bedrag op voor de pater. Vanaf die eerste tentoonstelling begon de molen te draaien.

De naam ‘Botermolen’ werd gekozen omdat er vroeger in Keerbergen wel een dertigtal waren. Die van het huidige heemmuseum komt echter van Herselt-Ramsel. De houten standen en de krukas komen wel uit een Keerbergse hoeve. Botermolens of ook wel eens hondenmolens genoemd, zijn er in Vlaanderen nog nauwelijks te vinden.

Een botermolen is een tredmolen aan de buitengevel van een boerderij. Het molenrad in het museum heeft een diameter van zowat 2,4 m. Een hond liep in het rad en via een rol kwam de krukas in beweging die binnen verbonden was met boterstampers. Zo werd er geboterd van half de 19de  tot begin de 20ste eeuw. Hoelang boteren? Afhankelijk van de beschikbare hoeveelheid melk.  Meestal moest de hond 45 tot 60 minuten lopen.

 Werking van onze botermolen

In 1964 ter gelegenheid van een tweede tentoonstelling ‘Foto en Perkament’ verkreeg de kring enkele unieke documenten.

In 1966 volgde reeds een derde expositie ‘Niets ging verloren’.

In Keerbergen en omgeving werden in tientallen boerderijen uiteraard, met toestemming van de eigenaars, ware ‘plunderingen’ gehouden en kreeg de kring een heleboel nieuwe ‘oude’ aanwinsten. Niet altijd liep alles van een leien dakje. Begonnen temidden van onbegrip en scepticisme heeft de heemkring echter nooit versaagd.

Ze werkten in stilte en diepte de woorden van Willem de Zwijger indachtig: ‘Het is niet nodig te hopen om iets te beginnen, noch te slagen om te volharden’.

Reeds vlug ontstond de noodzaak en het streven om al het verzameld erfgoed te bewaren en uit te stallen in een museum.

In 1966 werd een eerste lokaal in gebruik genomen als stapelruimte. Het was een klas in de vroegere jongensschool achter het toenmalig gemeentehuis.

In 1968 werd 5 jaar de ‘Botermolen’ gevierd in het oudste café van Keerbergen ‘In Den Rooden Leeuw’ dat zoals de kerk moest afgebroken worden voor de aanleg van het nieuw gemeenteplein.

Het plan om de herberg terug op te bouwen in de Broekelei en in te richten als museum viel in duigen.

Herberg “In Den Rooden Leeuw” met de koormuur van de kerk.  De oudste herberg van Keerbergen (achttiende eeuw) werd in 1968 afgebroken om de aanleg van het nieuwe dorpsplein mogelijk de maken.  De sierlijke “Kalvarie” werd ondergebracht in het heemkundig museum.  De engelen werden bij een herstelling vervangen door twee heiligenfiguren (Maria en Johannes), geschilderd door Jos Beeck.

In 1969 werd het eerste museum feestelijk geopend door burgemeester Peere. Na enkele jaren werd een nog groter deel van het gebouw als tentoonstellingsruimte gebruikt. Deze uitbreiding was echt noodzakelijk daar de gemeente in 1972, na de afbraak van de oude St. Michielskerk, waarbij enkel de toren behouden bleef, de waardevolle meubelen aan de heemkring toevertrouwde.

Pasen 1973, op dezelfde dag van de inhuldiging van het nieuwe gemeenteplein, opende burgemeester Ceulemans wat voor de leden van toen hét museum was. De gemeente zorgde wel voor een heemmuseum achter ’t Kasteel’ aan de Haachtsebaan. In een deel van het landhuis in 1870 en in 1924 verbouwd tot hotel ‘Les Lierres’, werd met de nodige aanpassingen gestart.

In het park naast ‘’t Kasteel’ mocht in 1979 het ‘Karrekot’ gebouwd worden: een karren- en wagenloods van ongeveer 100m lang.

In 1982 knipte burgemeester Schroos het nieuwe Botermolencomplex open.

Een symbolische verhuis met karrenstoet hoorde er toen ook al bij.

De ‘Kruishoeveschuur’, de laatste lemen Kempische schuur in Keerbergen, werd in 1984 met afbraak bedreigd. De kring onderhandelde en verkreeg de toelating de schuur af te breken en naast het museum weer op te bouwen. Met dit opzet werd moeizaam begonnen in 1986.

In dat jaar vierde de kring ‘950 jaar Keerbergen’ mee met een, jawel, karren- en wagenstoet.

Vijf jaar later staat de ‘Kruishoeveschuur’ in volle glorie met lemen muren en rieten dak op het domein.

De Kruishoeveschuur in de winter

Datzelfde jaar trokken ook tientallen van de museumvoertuigen en veel oude gebruiks-voorwerpen ruime aandacht in de nationale Damiaanstoet te Tremelo.

1080 vierkante meter kassei werd gekocht en in 1990 voor het karrekot gelegd.

De ingangspilaren moesten verplaatst worden voor het kapelleke van de ‘De drie Maagden’.  In 1990 aan de Mechelsebaan afgebroken en in 1991 werd het naast de ingangspoort van het museum heropgebouwd en gewijd door pastoor Jos Wellens.

Vanaf dan werd er gestart met thematentoonstellingen tijdens de periode van Pasen tot eind september. Oude prentkaarten van Keerbergen kwamen eerst aan de beurt (1977) vervolgens waren er foto’s en documentatie over het vroegere vliegveld (1998).

In 2000 was de oorlog 1940-1945 aan bod en zo brengt “De Botermolen” telkens wat nieuws.  Nadien volgden er nog tentoonstellingen over vervoer, volkskunde, Pirrewit, Atelier, kruisbeelden,  communieprentjes en godvruchtige afbeeldingen, boekenbeurs,het verdwenen vliegveld, 50 jaar chiro, lekker dier, Pater Damiaan, Le Grand Veneur, …

Opmerkelijk is dat wat nu het pronkstuk is van het museum er in den beginne niet bij hoorde:  de verzameling oude karren en wagens.

Nu heeft “De Botermolen” zowat 80 voertuigen en beschikt over één van de meest omvangrijkste collecties operationele regionale karren en wagens in België.

Driegezusterskapelletje : kapelletje ‘Drie maagden’ of ‘Drie zusters’ Eutropia, Genoveva en Bertilia. Zij werden aanroepen voor een vlotte zwangerschap, tegen kinderziekten en tegen maagpijn.Stond voorheen aan de Mechelsebaan en werd in 1990 afgebroken.

Opnieuw ingehuldigd in september 1991.